Ik begin met wat eigen waarnemingen.
1. Wij hebben indertijd (2016-2017) vanuit stichting IJsselwijs, Health events georganiseerd in Rotterdam. Een paar duizend mensen deden mee.
Bij zo’n event konden mensen allerlei testjes doen om hun gezondheid te checken, gewicht, glucose, bloeddruk, hartslag en zo meer. Wat mij opviel als ik met mensen in gesprek ging bij uitslagen die duidelijk in het rood zaten (dus risicovol) zijn twee overheersende reacties:
1. Ik ben nu vooral bezig met elke dag eten op tafel zetten en om de huur te kunnen betalen;
2. Ja maar dat speelt pas over 10 of 20 jaar, daar kan ik mij nu niet druk om maken.
2. Ook vanuit IJsselwijs voerden wij “welzijn op recept” uit. Op verwijzing van de huisarts gingen wij in gesprek met mensen die wel allerlei problemen ervoeren, maar die niet strikt of uitsluitend medisch waren. Wij gingen in gesprek op basis van het onderstaande model (Rand-36 Universiteit Groningen 2012).
Dit model representeert 9 leefgebieden. De crux is dat er sprake moet zijn van balans tussen die leefgebieden om een gelukkig leven te leiden. Dit komt overigens overeen met het later veel bekender geworden concept van positieve gezondheid van Machtelt Huber.
Uit de scores bleek dat je echt niet op elk gebied 100 moet scoren om gelukkig te zijn. Het gaat om een balans tussen alle leefgebieden, waarvan fysieke gezondheid er dus een van is. Een gemiddelde score van 50 kan ook tot een gelukkig leven leiden. Ik beschik over data van ruim 800 mensen om dit te ondersteunen. Wanneer er sprake is van onbalans kan er geen extra aandacht gegeven aan een van de leefgebieden, in dit geval fysieke gezondheid.
In mijn ogen laat dit zien dat een leefstijlinterventie dus heel breed moet worden opgepakt. Niet alleen gericht op gezondheid (in enge zin) maar op alle relevante leefgebieden.
Dat kun je niet allemaal aan gezondheidsprofessionals overlaten.
Hoe dan wel?
Ik denk dat er een grote rol is weggelegd voor welzijnsorganisaties en gemeenten.
Welzijnsorganisaties en gemeenten omdat zij zich terecht een rol toedichten op veel van de leefgebieden. Gemeenten extra omdat zij welzijnsorganisaties via aanbestedingen als opdrachtgever financieren. In de aanbestedingen zouden gemeenten het model -en denken- van positieve gezondheid leidend moeten laten zijn.
Dus de opdracht aan de welzijnsorganisatie vormgeven langs de dimensies van dit denkmodel. Maar ook de eigen gemeentelijke organisatie, met name in de domeinen sociaal en ruimte (woningbouw), de KPI’s herdefiniëren langs de lijnen van dit denkmodel. Dat voorkomt toeslagenaffaires en zal de manco’s in de Participatiewet nog duidelijker blootleggen. Het gaat om vertrouwen in plaats van wantrouwen.
Dit is een zaak van de lange adem, dat regel je niet in 1 collegeprogramma. Dat betekent dus dat “de politiek” ook naar haar eigen rol zal moeten kijken. Geef ruimte aan professionals en vertrouwen aan je burgers. Veruit de meeste mensen willen een gelukkig leven en leggen de lat daarbij echt niet onrealistisch hoog. Geen problemen met de dagelijkse beslommeringen (werk, huur, opleiding, gezondheid, schulden) is voor veel mensen al haast een utopisch ideaal.